Audio – even om over na te denken

Stelling; Wij denken en zeggen wel dat we de muziek zo natuurgetrouw mogelijk willen beluisteren, maar is dit wel zo? Willen wij niet liever de muziek beluisteren zoals wij die graag horen?

In een ver verleden, lang voor het ontstaan van de geluidsregistratie wisten we reeds uit ervaring dat bepaalde muziek het meeste voldoening schonk in bepaalde zalen. Tegenwoordig weten we, omdat we dit kunnen meten, dat klassieke muziek het best tot uiting komt in een zaal met een reverberatie tijd van 1,5 à 2 sec. Voor jazz bedraagt dit ongeveer 1 sec en voor spraak max. 0,5 sec.

In de periode dat de bouw van de verschillende instrumenten nog volop evolueerde, waren verbeteringen er steeds op gericht om een aangenamer geluid te bekomen. Aangezien de piano en de viool in hun huidige vorm reeds zo lang bestaan, kunnen we spreken van een zekere referentie ten aanzien van deze instrumenten.

Maar van een betrekkelijk nieuw instrument zoals het elektronisch orgel, waarvoor geen referentie bestond, is door de verschillende fabrikanten een klank meegegeven naar eigen inzicht wat voor hun subjectief het aangenaamste geluid gaf.

Ook in andere kunstvormen zoals fotografie, film, beeldende kunst ,tekeningen en schilderijen bestond en bestaat steeds de neiging om de dingen mooier dan natuurlijk voor te stellen. Het mag ons dan ook niet verwonderen dat deze menselijke neiging ook aanwezig is bij het beluisteren van muziek. Deze behoefte komt reeds tot uiting bij de opname van bv. een piano-of vioolconcerto. Deze instrumenten worden bij opname steeds luider afgebeeld dan wanneer men deze uitvoering live zou mogen meemaken. De reden hiervoor is eenvoudig, omdat we dit mooier vinden.

Ook correctie apparaten worden in de opnametechniek niet geschuwd zoals onder meer limiters, compressors, equalizers, galmapparaten, enchancers enz. Steeds met de bedoeling om het resultaat mooier te maken. Het zou dus logisch zijn dat aan de weergavezijde een keur van correctiemiddelen tot onze beschikking zou staan om aan deze behoefte te kunnen voldoen . En wat doet de ‘high end’ industrie? Zij laten om commerciële redenen gewoon alles weg. Zij menen dat ‘high enders’ steeds werken met volmaakte luidsprekers en luisteren naar volmaakte opnamen in een volmaakt akoestische luisterruimte. Dus weg klankregeling. Verder menen zij dat ‘high enders’ steeds luid spelen. Dus weg loudness voorziening. ‘High enders’ luisteren steeds in stereo en dus is een mono/stereo schakelaar afwezig. Zij gaan hier voorbij aan het feit dat bij het beluisteren van oudere mono LP’s, de platenruis met de helft kan verminderd worden indien de versterker in mono kan gezet worden .

Verder zitten ‘high enders’ steeds precies in het midden tussen de luidsprekers. Dus weg balansrege­ling. ‘High enders’ luisteren nooit via een hoofdtelefoon en ook opnamefaciliteiten zijn overbodig. Bovenstaande redenering resulteert dan in een versterker waarop slechts de functies on-off, volume en input selector te vinden zijn. Ik noem dit een primitief apparaat zoals dit in jaren 40 van vorige eeuw gebruikelijk was. Gelukkig zijn er uitzonderingen op deze regel zoals bv. QUAD en ACCUPHASE.

Hoe zou je reageren indien ik van je wagen allerlei nuttige voorzieningen zoals bv. elektrische zijruiten, achterruit ontdooiing, airco, en nog een aantal niet noodzakelijke dingen zou wegnemen en dan zou zeggen: “je hebt nu een minimalistische wagen die aanzienlijk beter is dan daarvoor en omdat hij zoveel beter is, kost hij nu aanzienlijk meer “? Normaal zou men mogen verwachten dat daar iets tegenover staat zoals bv. gebruik van duurzame materialen en dus een langere levensduur. De praktijk toont echter aan dat dit zeker niet altijd het geval is.

Iets over interlinks en luidsprekerkabels;

Er bestaat bij ‘high enders’ een hardnekkige misvatting wat betreft het hoorbare verschil tussen interlinks.

Een kabel bezit 3 karakteristieke eigenschappen, te weten

  •  weerstand, uitgedrukt in Ohm
  •  zelfinductie, uitgedrukt in Henry
  • capaciteit, uitgedrukt in Farad (of pF)

Van deze 3 eigenschappen is alleen capaciteit van enig belang, de overige zijn te verwaarlozen De binnengeleider vormt t.o.v. de buitenafscherming een capaciteit dewelke groter is naarmate de kabel dunner is. Een dun goedkoop kabeltje (5 euro/m) bezit een eigen capaciteit van ongeveer 100pF/m. Het laat zich nu eenvoudig berekenen dat een lengte van ongeveer 80 m nodig is om enige aantasting van het signaal te veroorzaken (bij een bronweerstand van 1000 Ohm) .

Een dikke dure kabel (100 euro/m of meer) bezit een eigen capaciteit van ongeveer 20 pF/m. Hiervan kan men wel 400 m kabel gebruiken vooraleer enige beïnvloeding plaats vindt. Deze dikke kabel is dus 5x beter dan de dunne maar geeft geen enkel verschil voor de kabellengten die normaal thuis in een installatie gebruikt worden. Blijft nog het feit dat zulke kabels steeds vergulde connectoren bezitten (goed punt, maar wordt ook toegepast op goedkope kabels) . Ook bezitten dure kabels een betere afscherming ten opzichte van parasitaire instraling. Dit is alleen van enig belang indien alle kabels dicht bij elkaar in een kabelgoot liggen. Van anders of beter spelen is dus geen sprake.

Voor wat betreft de luidsprekerkabels, hier is het de weerstand die van belang is.

Een kabel van 25 mm carré bezit natuurlijk 10x minder weerstand dan een van 2,5 mm carré, en is dus principieel 10x beter, maar dit voordeel zal slechts tot uiting komen indien we werken met lengtes van meer dan 100 m. Dus nogmaals in een normale situatie geen hoorbaar verschil. De aard van het gebruikte materiaal, koper of zilver, mono-of multiwire geeft absoluut geen meerwaarde, behalve dan in de kostprijs. Geen sprake van meer warmte bij koper of een frisser geluid bij zilver. Diegene die meent enig verschil te horen bezit voornamelijk veel verbeeldingskracht.

Bi-wiring is zinloos en alleen noodzakelijk indien met bi-ampli wordt gewerkt. Bi-ampli bezit het voordeel dat men het niveau van de laagweergave enerzijds en de midden-hoog weergave anderzijds onafhankelijk van elkaar kan instellen en aldus kan inspelen op de akoestiek van de luisterruimte. Maar in feite is men aan het corrigeren zonder dat men er erg in heeft. Een dure manier van werken, dewelke ik niemand zal aanbevelen.

Dieptewaarneming; Vele ‘high enders’ zijn besmet met wat ik noem het dieptesyndroom. Zij menen dat de kwaliteit van hun installatie evenredig is met de mate waarop zij diepte kunnen waarnemen .Laat me vooraf stellen dat apparaten (versterker, CD speler, enz.) geen enkele bijdrage leveren in het diepte-effect. Diepte is uitsluitend het gevolg van de opname en weinig van de luidspreker ­vormgeving en de opstelling. De diepte die wij vaststellen is een soort artificiële diepte en geen echte fysieke diepte. Net zo min als dat wij stereo (=breedte) kunnen waarnemen zonder 2 luidsprekers op enige afstand van elkaar in de breedte te plaatsen, kunnen wij ook geen echte fysieke diepte weergeven zonder de luidsprekers op verschillende diepte t.o.v. de luisteraar te plaatsen.

Dit zeggende herinner ik mij een gesprek dat ik met mijn vader zaliger had in de jaren 60. We waren toen aan het dagdromen over het onderwerp: “hoe zouden we de werkelijkheid zo dicht mogelijk kunnen benaderen”. Ik zei toen tegen hem: “veronderstel dat we een kleine groep muzikanten zouden opnemen”.” Een 4 tal, bv. De piano zetten wij links, een contrabas rechts op het podium, het drumstel achteraan in het midden en een saxofoon vooraan in het midden. We geven elke muzikant een microfoon en nemen dit op een 4 sporen bandrecorder op ( 4 sporen in dezelfde richting; stereo en een 4 sporen recorder bestonden toen nog niet ). Bij de weergave gebruiken we 4 versterkers en bij elk instrument plaatsen we de overeenstemmende luidspreker. Dan kunnen we zowel breedte als diepte weergeven.” Ik vroeg hem wat hij hiervan dacht.

Zijn antwoord was droogjes: ” ja dan zal je er wel ver zijn “. Dit voorval geeft perfect aan wat ik bedoel met fysieke diepte en dit resultaat kan alleen met surround benaderd worden.

Bij de hedendaagse stereo-opnamen ( werkt ook bij mono met 1 luidspreker, stereo en het diepte effect hebben dus met elkaar niets te maken) gebruikt men de microfoonafstand tot het instrument om diepte te suggereren. Bij grotere microfoonafstand neemt immers het aandeel direct geluid af ( zwakker ) terwijl het aandeel indirect geluid, afkomstig van reflecties in de opnameruimte, toeneemt. Het horen van deze combinatie is voor onze hersenen voldoende om het geluid dieper te lokaliseren, terwijl het toch van een platte luidspreker afkomstig is. Ik heb niets tegen deze gang van zaken aangezien we met stereo geen beter resultaat kunnen bereiken ( wel met surround ) maar hieraan overdreven aandacht geven is ook weer niet nodig. Veel belangrijker voor een goede weergave is het klankkarakter, de klankbalans, de snelheid en het afstraalgedrag van de luidspreker (horizontaal en verticaal) en daar heeft stereo en het diepte-effect niets mee te maken.

Als afsluiter volgt nu ,steunende op grondige kennis van de audiotechniek en meer dan 45 jaar luisterervaring, het recept van een hoogwaardige muziekinstallatie (ander woord voor’ high end ‘) Een verstandige verdeelsleutel van een budgetverdeling is de volgende 10/10/80 % voor respectievelijk versterker/cd speler/luidsprekers. Voor een budget van 5000 euro geeft dit 500/500/4000 euro. Dit houdt in gedachte dat het uiteindelijke resultaat bepaald wordt door de zwakste schakel in de keten en dat is vrijwel altijd de luidspreker en zijn omgeving.

  • Men neme een willekeurige moderne versterker vanaf 500 euro, 2x 100 watt op 4 ohm
  • Men neme een willekeurige moderne cd speler vanaf 500 euro
  • Men neme een zo neutraal mogelijk luidsprekerpaar (moeilijkste onderdeel van het recept )
  • gevoeligheid min. 86dB/W/m

Nu kunnen er zich 3 situaties voordoen, we beperken ons tot de laagweergave.  De hoog weergave geeft doorgaans minder problemen .

  • de laagweergave is zonder meer goed, zij beantwoord aan onze verwachtingen en hoeven we dus niets te ondernemen.
  • de laagweergave is onvoldoende, of is overdreven. Velen onder u zullen nu zeggen “dan heb je verkeerd gekozen”. Dit is naar mijn mening een verkeerde opvatting, aangezien we immers werken met zo neutraal mogelijke luidsprekers. Verplaatsen van de luidsprekers geeft misschien een mogelijke verbetering. Indien men luidsprekers zou vinden die wel zouden voldoen dan is men zonder dat men het beseft aan het corrigeren. Nu heb ik geen enkel bezwaar tegen correcties maar zij dienen steeds te gebeuren in de voorversterker. Dit heeft het voordeel dat men ze kan uitschakelen of wijzigen in functie van de akoestische omgeving of muziekmateriaal.

Een versterker zonder correctiemiddelen is een verarming van je mogelijkheden en zal zelfs met de duurste minimalistische versterker het probleem niet kunnen oplossen.

Ook zal men tevergeefs trachten een zekere frisheid in de weergave te bekomen dewelke door velen, mijzelf inbegrepen, als aangenaam wordt ervaren. Deze eigenschap kan slechts worden bereikt door met behulp van correctie een zacht oplopend hoger middengebied te creëren. Sommige luidsprekerfabrikanten hebben een soortgelijke correctie ingebouwd in hun ontwerp zoals bv. Audio note maar zoals hierboven gezegd, men kan ze niet uitschakelen of wijzigen in functie van opname of akoestische omgeving. Ook het extra versterken van de allerlaagste freq. zonder evenwel een boem boem of holle klank te veroorzaken, wordt door vrijwel iedereen als aangenaam ervaren. Evenals het toevoegen van een dosis artificiële galm in een droge (korte nagalmtijd) luisterruimte, geeft een extra dimensie aan een klassiek werk en benadert beter de aangename concertzaal akoestiek.

Het gebruik van deze verschillende correctiemiddelen zal misschien een ‘high ender’ de haren ten berge doen rijzen, maar zij zijn echter allen gebaseerd op een jarenlange luisterervaring en niet zozeer op technische metingen.(deze zijn wel noodzakelijk bij de ontwerpfase, om te controleren of men heeft bereikt wat men in gedachte had)

Na kennis te hebben genomen van al het voorgaande, kunnen wij dan nog zeggen dat we het natuurlijke geluid nastreven, of prefereren wij de meest aangename klank?

Deze vraag zal steeds ter discussie staan, maar wordt uiteindelijk beantwoord door de voorkeur van ieder van ons.